Scheepvaart in Nederland

In Nederland waren twee grote scheepvaartbedrijven. De VOC en de WIC. De VOC en de WIC hadden veel overeenkomsten. Zo waren ze allebei een multinational, want ze hadden bedrijven in meerdere landen. Ook kregen ze allebei een monopolie, zij waren de enige die handel mochten drijven met een bepaald land. Ten slotte kregen ze allebei politieke volmachten, ze mochten oorlog voeren en verdragen sluiten. Toch waren er ook enkele verschillen. De VOC kreeg het monopolie op de handel met Oost-Indië, terwijl de WIC een monopolie op de handel met de West-Afrikaanse kust, Noord en Zuid-Amerika kreeg. Ook handelden ze in verschillende producten

De VOC

Aan het einde van de 16e eeuw waren er vele kleine handelsorganisaties genaamd compagnieën. Al deze kleine organisaties waren rivalen. Maar de kleine organisaties konden niks uitrichten tegen Spanje, dus raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt dwong in 1602 de compagnieën één te worden en stichtte de Verenigde Oost-Indische Compagnie op. Nu maakten de compagnieën meer winst en stond Nederland sterker tegenover Spanje. De VOC had dus een monopolie op handel met Indië en handelde vooral in specerijen. Ook hadden ze politieke volmachten. De reis was heel gevaarlijk. Er waren forten van Portugal en er was soms niet genoeg voedsel en erge ziektes. Daarom verkocht de VOC aandelen. Iemand van buitenaf kocht een aandeel, en betaalde mee aan de reis. Als het schip terugkwam, kreeg hij een deel van de winst, maar als het niet terugkwam, was de VOC niet al het geld kwijt dat voor de reis was betaald.

De WIC

In 1621 werd de West-Indische Compagnie opgericht. De WIC voerde handel met Afrika en Amerika, ze vormden een handelsdriehoek. Nederland vervoerde nijverheidsproducten (producten waar veel handwerk voor nodig is) naar Afrika, daar werden die producten geruild voor slaven, die naar Amerika vervoerd werden om op plantages te werken. In Amerika werden de slaven geruild voor producten van die plantages, zoals cacao, koffie en thee. Die werden naar Nederland gebracht. Het waren geen fijne omstandigheden voor slaven. Ze moesten met zijn allen op een klein stukje in het ruim staan, en ze hadden geen rechten. Als ze eenmaal aangekomen waren werd het er niet beter op. Ze moesten heel lang werken voor geen of nauwelijks loon. Verder deed de WIC vooral aan kaapvaart. Ze vallen schepen met waardevolle spullen aan om Spanje dwars te zitten. Ook hadden ze net als de VOC politieke volmachten.